Columns

De Heeren van de OH-club

Heer Willem

Sociaal-geograaf, woonde een tijd in
de VS en reisde veel voor de statistiek
(1942-2019).
Heer Wiebe

Uitvinder, woont permanent in Spanje.
Heer Nico

Ingenieur, woont een deel van het
jaar in Frankrijk.
Heer Gijs

Oftamoloog, gewaardeerd wetenschapper
(1941-2018).
Heer Bert

Sociaal-geograaf, reist voornamelijk
in zijn boeken.
Deugt Bregman?

Een kwaad mensbeeld uit goede bedoelingen

Om te bewijzen dat de mens deugt, schotelt Bregman ons een mensbeeld voor waarin de mens niet nadenkt, door een elite is gemanipuleerd en geen verantwoording draagt voor zijn kwade beslissingen, omdat hij dacht dat het goed was.

Met zijn boek De meeste mensen deugen wil Bregman de gangbare visie weerleggen dat de meeste mensen niet deugen. Het is een ambitieus project, want sinds de Oudheid hebben filosofen, schrijvers, dichters en wetenschappers ons die gangbare of Tragische visie (Pinker, S. 2002. The Blank Slate The Modern Denial of Human Nature. London: Penguin Books, p. 287) aangepraat. Tegenover de Tragische visie van Thomas Hobbes stelt Bregman de Utopische visie gebaseerd op het mensbeeld van “de edele wilde” van Jean-Jacques Rousseau, bij Bregman “de homo puppy”. Deze vroegste jager en verzamelaar leefde zonder eigen bezit vreedzaam. Toen “homo puppy” zich vestigde en landbouw bedreef “klapte de val dicht” en begint de slechte invloed van de beschaving. Bezit, macht, ongelijkheid en vooral manipulatie onderdrukken sinds die tijd het goede in de mens. Zijn methode om die visie te weerleggen bestaat voornamelijk uit voorbeelden van die manipulatie. Hij ontmaskert wetenschappelijke onderzoeken, waarvan de opzet noch de onderzoekers deugen en verhalen die deze Tragische visie ondersteunen. En hij propageert een geloof dat hij iets universeels bewijst. Maar al die zelfgekozen voorbeelden zijn weliswaar onderhoudende verhalen, maar geen serieus “grote hoeveelheid wetenschappelijk bewijs”, zoals hij pretendeert. Er zijn bijna altijd tegenvoorbeelden.

Ik beperk me verder tot de Holocaust waar hij niet omheen kon. Bregman voert Eichmann op om zijn stelling overeind te houden. Als hij wat krabt aan de fanatieke antisemiet Eichmann die zei: “Ik zal lachend in mijn graf springen in de wetenschap dat ik zes miljoen vijanden van het Rijk de dood heb ingejaagd” ziet hij een door de beschaving gecorrumpeerde “homo puppy”. Bregman schrijft met droge ogen: Eichmann deed het kwade omdat hij dacht dat het goed was. (p. 215, cursivering van Bregman). Voor zijn rechters in Jeruzalem is Eichmann slechts een keer emotioneel als ze het efficiënt inzetten van de treinen in twijfel trekken. Hij haalt een halfbakken versie van het categorisch imperatief van de filosoof Kant aan om de verantwoording van zich af te schuiven. Hij handelde alsof Hitler over zijn schouder meekeek. Kant zegt dat je niet moet luisteren naar anderen, ook God niet, maar naar de rede in je. En denk zelf na.
Bregman (p. 216) hamert op de jarenlange manipulaties van een intellectuele elite die niet alleen Eichmann, maar ook “de psyche van het Duitse volk afstompen en vergiftigen”. De “homo puppy” denkt zelf niet en draagt ook niet de verantwoording voor zijn beslissingen. Wie pleit hij niet allemaal vrij?

Hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat een boek waarin een schrijver zo’n salto mortale maakt om Eichmann een “homo puppy” te vinden om zijn stelling te redden in korte tijd 200 duizend blije lezers heeft? Wat zie ik verkeerd? Hoe is het mogelijk dat Bas Heijne mij via een promotiesticker op het boek toeroept: “Dit boek daagt je uit.” Ik neem aan dat hij dat positief bedoelt. Uitdaging genoeg, zeg dat wel. (B juli 2020).




Weer helemaal mis

Naast alle enthousiaste lezers – op een enkele kritische stem na (Maarten van Rossem hield het na 30 pagina’s wel voor gezien ) – is het interessant dat een intellectuele elite het boek van Bregman De meeste mensen deugen aanprijst. Op de achterflap zegt Beatrice de Graaf: Cynici en zwartkijkers kunnen inpakken en Jan Terlouw: Een indrukwekkend boek. Wat brengt hen en al die andere bollebozen ertoe?
Zijn methode rammelt en zijn denigrerend mensbeeld van misleide goeierds kan hen moeilijk ontgaan zijn. Bregman twijfelt er zelf aan of hij zelf zich wel helemaal aan zijn lijfspreuk heeft gehouden: niet geloven, maar je aan de feiten houden (Bregman). Hij twijfelt terecht, want hij gelooft dat wij in onze westerse cultuur zijn gemanipuleerd door een doortrapte elite die ons uit eigenbelang vertelt dat we van nature slecht zijn. Die visie overheerst volgens hem sinds de Oudheid. Van de elite die het tegendeel beweert, noemt hij alleen Rousseau. Hij gelooft dat Rousseau gelijk had (Kleingeld, P.). Bregman smeert ons eerst een geloof aan en presenteert daarvoor zijn nieuwe geloof: we zijn van nature goed, een radicaal ander mensbeeld. Een truc om aandacht te krijgen. Hij wil met voorbeelden zijn geloof onderbouwen, maar tegenvoorbeelden negeert hij. Met een eigen, waar gebeurd verhaal ontmaskert hij het fictieve verhaal van The Lord of the Flies van Golding die laat zien dat we nature slecht zijn. Mooie onderzoeksjournalistiek, maar geen bewijs voor zijn stelling (Verschuer van N.).

En de elite vindt dit geweldig? Steunen en verspreiden zij een mensbeeld waarin wij het kwade doen met de beste bedoelingen? Doen zij zelf het kwade voor een goed doel? Zitten ze in een bubbel en schrijven ze elkaar na? En zelf zijn ze ook positief: mooi meegenomen? Die loftuiters zijn allemaal naar mijn idee de weg kwijt, maar dat is het feilloze kenmerk van iemand die zelf het spoor bijster is.
Bas Heijne prijst aan de ene kant het boek aan, maar relativeert het aan de andere kant ook luchtig: de meeste mensen zijn goed, soms. (Heijne, B.) Nienke van Verschuer eindigt haar bespreking in de NRC met de opmerking dat “het effect heeft om het beste in de mens tegenover je te zien. Maar een dergelijke stelling is ook te verdedigen zonder de geschiedenis te willen herschrijven, zoals Bregman in zijn ondertitel belooft, daarbij over de puinhopen van de tijd heen stappend.” Ook een mooie relativering.
Ik ben een fan van de filosoof René ten Bos. Hij schreef in korte tijd het boek Coronastorm. Collega Menno Lievers trapt hem hellemaal de grond in (Lievers, M). Zit ik weer fout. Ik moet niet gekker worden. (B. 21 juli 2020)

Bregman hoopt dat een uitspraak van Bertrand Russell “Laat je nooit afleiden door wat je wilt geloven, of iets waarvan je denkt dat het nuttige sociale effecten zou hebben als het geloofd zou worden. Kijk louter en alleen naar de feiten.” nog opgaat voor zijn boek, maar hij betwijfelt het.
Heijne, B. Hij eindigt met die zin een artikel dat ik op internet vond. De zin kan ook zijn: de meeste mensen deugen, soms.
Kleingeld, P. https://www.socialevraagstukken.nl/een-goed-en-slecht-karakter-bestaat-wel-degelijk/ Kleingeld nuanceert de mening van Bregman. Hij neemt de pre-agrarische situatie als voldoende voor een goede inborst. Dat is te eenzijdig.
Lievers, M. Pas op voor de ‘coronafascist.’ NRC 17 juli 2020.
Verschuer van N., Is de mens van nature goed? NRC 26 september 2019. Ze schrijft: ”Een mooi verhaal, maar nauwelijks bewijsgrond; socioloog Nicholas A. Christakis haalt in zijn boek Blueprint. The Evolutionary Origins of a Good Society (een boek met een vergelijkbare these als die van Bregman) twintig gevallen aan waarin schipbreukelingen langer dan twee maanden op een onbewoond eiland moesten zien te overleven. Christakis’ cijfers stemmen minder optimistisch.”

Kennis is geluk

Nuttige kennis 1

Filosoof De Bree (columnist in het Financieele Dagblad) heeft een zoon van zeventien die zich erover beklaagt dat hij te veel kennis voorgeschoteld krijgt die hem totaal niet interesseert en waarvan hij zich afvraagt waarom hij dat in godsnaam tot zich zou moeten nemen.
‘Wat heb ik aan die nutteloze kennis als ik er later toch niets meer mee doe?’
De vader vindt vooral die laatste vraag stiekem erg leuk. “Want waarom zou je dat inderdaad doen, dingen leren waar je later toch niets aan hebt? Mijn zoon vindt dat zonde van zijn tijd en energie, maar ik heb nu eenmaal een zwak voor het schijnbaar nutteloze en neem het er dus graag voor op. Dus laten we eens kijken: hoe sterk is die positie?”
Het eerste argument van de vader om geen enkele kennis onnuttig te vinden, komt overeen met wat ik zou antwoorden: “alles wat je leert, komt vroeg of laat van pas”. Dat was een idee dat ik al vroeg had en ik heb met leren alleen moeite gehad met vakken (wiskunde), maar geen enkel vak of onderwerp oninteressant gevonden. De Bree schrijft dat je op die leeftijd niet weet wat je leuk en interessant vindt en wil je antipathieën ontwikkelen dan moet je je breed oriënteren.
Het tweede argument is je oriëntatie in de wereld. Hoe breder je kennis hoe meer interessante wegen voor je open staan.
En ten derde krijg je meer inzicht in hoe onvolkomen denkbeelden kunnen zijn; je bent gewapend tegenover gelul en je neemt jezelf minder serieus, maar je ontwikkelt ook het plezier in het vergroten van kennis, nuttig of niet.

Dat schreef De Bree in zijn column Nutteloze kennis in het FD van 18 januari. Deze week, 25 januari, schrijft hij in de column De puber slaat terug dat hij bakzeil haalt. Hier wat zijn zoon inbrengt:
“Ik zal zijn krachttermen verder niet herhalen, maar in het kort komt het erop neer dat mijn argumenten leuk klinken, maar nergens op slaan (‘Weer een van die typische theorietjes van je’), dat ik vind dat iedereen moet worden zoals ik (‘Ik ga echt niet de hele tijd boekjes lezen, zoals jij’), dat ik de effecten van een brede ontwikkeling overdrijf (‘Meen je echt dat je er open en creatiever van wordt? Heb je weleens naar jezelf gekeken?’) en dat die hele column een verkapte zelfrechtvaardiging is (‘Je hebt gewoon zelf een probleem met die nutteloze filosofie van je.’).
Toen de zoon enigszins was bedaard, vervolgde hij wat rustiger.
‘Het gaat ook om het hele systeem. Dat vroege opstaan. De hele dag stampen. En jouw argumenten zijn echt niet zo goed. Er is zoveel kennis. Zelfs als ik alleen ga leren wat ik echt leuk vind, dan nog zal ik nooit klaar zijn. Kritisch denken leer ik echt wel, ook als ik alleen de vakken volg die me wel liggen. En als ik later iets nodig heb waar ik nu geen zin in heb, dan leer ik toch gewoon bij? Dat doe jij toch ook?’
Ja, dat doet De Bree. Maar bakzeil hoeft hij niet te halen. De zoon gaat voorbij aan het eerste en tweede argument. En bijleren later valt tegen. Bovendien: bijleren is niet alleen leuk, maar draagt bij tot geluk, waarover meer. (B. 25 jan 2020).

Bertien en kennis is geluk 2

Met Ed, de econoom, naar Rotterdam gereden, want het regende aan een stuk.
‘Ik heb geen zin om in Den Haag te lopen.’
Ed en ik spreken een aantal keren per jaar af en dan moet het eigenlijk goed weer zijn. Deze afspraak in november 2019 was dan ook een uitzondering. Normaal gaat hij in winterslaap in Australië. Daar is het echter nu al te warm. Onze voorgenomen wandeling door Den Haag zouden we gecombineerd hebben met een tentoonstelling. Ik had een parcours bedacht van het centraal gelegen Plein 1813, waar we auto parkeren, naar het Vrijmetselaarsmuseum, een klein museum dat ik tot nu over het hoofd had gezien en vandaar naar het Lange Voorhout. De auto kan ik op het Plein meestal wel kwijt, maar het is wel ieder jaar voller. Maar het regende continue, waarop hij voorstelde naar het fotomuseum in Rotterdam te gaan. En wat bijkletsen in een warme auto is meer van zijn gading. Ik ben niet zo’n fan van foto’s, maar iets beters had ik niet in de aanbieding.
Als we de Erasmusbrug over rijden naar de Kop van Zuid imponeren de torens van Remco Koolhaas. Op 90 m verspringen de gebouwen die bijna 150 m hoog zijn. Er ontstaan daardoor terrassen en ze leveren een betere windstabiliteit lees ik op een site. De verhuur valt tegen van De Rotterdam zoals het hele complex heet. Het is in handen van een Koreaanse belegger.

We hebben een tentoonstelling bezocht die was samengesteld door de fotografe Bertien van Maanen. Het museum vraagt aan kunstenaars uit de enorme collectie een keus te maken voor een expositie. Het bijzondere voor ons was, dat we na het bekijken van de foto’s er nog eens naar keken door haar ogen. In een film besprak ze haar keuze. En wat blijkt? We kijken wel, maar zien weinig. Of een heleboel niet. Ik spreek ook voor hem. Op een foto (Hongarije, 1956) zie ik een groep mensen, zigeuners, met muziekinstrumenten. Een orkest, denk ik. Rechtsboven zie ik een politieman of een militair, maar ik let er verder niet op. Het lijkt me een vrolijk plaatje. Ze zullen wel spelen ter gelegenheid van iets feestelijks. Bertien van Maanen vraagt de kijker eens goed te kijken hoe de zigeuners hun instrumenten vasthouden. En dan pas zie ik dat ze dat niet doen op de manier zoals muzikanten dat doen die gaan spelen, of al spelen. Iedereen poseert met een instrument en doet alsof. Ze wijst ook op de militair bovenin. Die staat daar niet voor niets. Het zijn per slot zigeuners en die groep houdt de politie in de gaten. De foto krijgt voor mij een geheel andere inhoud. Ik zie nu totaal iets anders. Geen orkest. Een enscenering om een zigeunerorkest te verbeelden. En een militair of politieman die de zaak in de gaten houdt. Zo vertelt ze bij alle foto’s zaken die ik zelf eerder niet zag.
Ik vond de tentoonstelling daardoor geweldig. Wat geleerd, beter leren kijken naar foto’s. Ik heb nooit zoveel belangstelling voor foto’s gehad, afgezien van historische stadsgezichten. Meer kennis, meer genot, meer geluk. Pakt niemand me af. (B. 26 jan 2020)

Het ongrijpbare geluk 3

In het toneelstuk Faust van Goethe wil Faust meer weten. Hij verkoopt zijn ziel aan de duivel voor meer kennis en geluk. De duivel moet hem gelukkig maken. Wat ik er op de middelbare school aan heb overgehouden is dat meer kennis niet gelukkig maakt en het daarom met Faust slecht afloopt. Met de klas naar een voorstelling van het toneelstuk geweest en ik meen me te herinneren dat het in het Duits was. Zeker weet ik dat niet meer, maar ik weet nog wel heel zeker dat ik er geen bal van begreep. Dus als het in het Nederlands is vertolkt, heb ik het verhaal ook niet kunnen volgen en de liefde voor toneel en Goethe is niet gelukt. Ik weet ook niet of ik klassenvoorstellingen door elkaar haal, maar na een voorstelling waren alle fietsen door de politie geruimd. Die moesten we op de een of andere manier terug zien te krijgen. Geen mogelijkheid om mijn moeder te bellen en hoe ik thuis ben gekomen zonder fiets weet ik niet meer. Mijn moeder, weduwe, werkte en kon er slecht tegen als een kink in de kabel haar regelmaat onderbrak. Het was in Den Haag, maar of het in de Schouwburg werd opgevoerd weet ik niet meer zeker. Wel dat het donker was, regenachtig en koud en ik enorm de pest in had.
Heeren, kennis is een basis voor geluk. Het geeft vergezichten, en kan helpen verkeerde beslissingen te voorkomen. Een deugdzaam leven is ook vereist, want kennis alleen aanwenden om bijvoorbeeld rijk te worden, maakt niet gelukkig. Geld kan verdampen. Goede daden doen met door kennis verworven geld, maakt wel gelukkig. Want goede daden verdampen niet. Maar met die intentie om gelukkig te worden zijn goede daden niets waard, zegt Kant. Het is niet gauw goed.
In mijn tijd had je nog geen Wikipedia om mooie samenvattingen te lezen. Nu lees ik dat Mefisto de ziel van Faust opeist, want Faust is gelukkig en heeft dus gekregen waarom hij had gevraagd in ruil voor zijn ziel. Faust ontsnapt door te stellen dat niet de duivel, maar dat hij zelf door zijn daden voor zijn geluk heeft gezorgd. Die daden hebben weliswaar een basis die wel degelijk is geleverd door de duivel, maar die basis maakte Faust niet gelukkig.
Aristoteles laat geluk onder meer afhangen van kennis en een deugdzaam leven. Van zaken die niemand je kan afpakken, die niet ineens over kunnen zijn als roem, rijkdom of eerbetoon. Bij de herdenking van 75 jaar Auschwitz vertelt iemand dat hij vol schaamte terugdenkt aan de periode. Hoe hij toekeek toen Duitsers mensen op transport stelden en dat hij er verder niet over nadacht, niet wilde denken. Het verleden achtervolgde hem. Aristoteles zegt dan ook dat je pas aan het eind van je leven weet of je gelukkig was. Nietzsche adviseert zo te leven alsof je je daden eeuwig moet herhalen. En hoe merkwaardig het met het gevoel van geluk is, blijkt uit een bekentenis van een overlevende uit Auschwitz. Die vertelt dat hij als jongetje zijn grootste gelukervaringen in het kamp heeft gevoeld, een ervaring die hij pas op hoge leeftijd durft te vertellen. Het grootste gevoel van geluk ondervinden in de hel. De duivel moet wanhopig zijn. (B. 29 jan 2020)

Kennis en genieten 4

De schoonfamilie leeft in en met de natuur. Ze jagen en noemen zich boeren. Een eretitel, want ze hebben niets boers. Elite in hun gemeenschap en burgerlijker dan de Haagsche kouwe kant. En met burgerlijk bedoel ik de stedelijke waarden zoals vrijheidlievend die zoals J. Huizinga in 1935 schreef ook heel lang op het platteland gelden. In die zin is Nederland al eeuwen “verstedelijkt”. Door de liefde voor de vrijheid hebben wij 80 jaar oorlog volgehouden tegenover een wereldmacht. De Haagsche kouwe kant is meer “burgerlijk” in de betekenis die de term later heeft gekregen: stijf-fatsoenlijk, vreselijk gericht op wat “de mensen zeggen en vinden”. De schijn ophouden is van levensbelang. Een trekje dat voor “Haagsch” doorging dacht ik altijd, maar in het geboortedorp van Merietje, Zeist, is het net zo erg. Dat heet dan ook niet voor niets “klein Den Haag”. Zo ontsnap ik zelfs in de verliefdheid niet aan mijn burgerlijke achtergrond.

En verder zijn die boeren met de liefde voor de natuur en dat jagen in het voordeel op de Haagsche schoonzoon als ze een partijtje geven op hun landgoed. Dan verzinnen ze wedstrijdjes die ik niet kan winnen. Schieten en van een grote afstand, raden welke afbeeldingen van vogels er op palen zijn getimmerd. Je mag een verrekijker gebruiken anders zie ik helemaal niks. Die verrekijker heb ik niet eens nodig, want met en zonder dat ding kan ik geen vogel benoemen. Geen enkele kennis. Vogels zijn sijsjes en drijfsijsjes en bomen zijn groen en lichter groen. Vogelgeluiden herkennen is helemaal terra incognita, evenals bloemen, planten en insecten. Ik raad maar wat. Ze zijn royaal met complimenten ondanks mijn onkunde, dus het blijft allemaal gezellig en met champagne, witte wijn en hapjes bij vuurkorven is het nog gezelliger. Ze zijn ook heel attent. Een korte mijmering en meteen bereikt mij een discrete vraag “Hoe istie schoonpa?” van de schoonzoon /of “Hoe gaat ie, mijnheer Erwich?” van een ander familielid.
Maar wat me altijd weer verbaast, is dat kunnen benoemen van de wereld om je heen, van meer kennis hebben dus, tot meer geluk leidt. Het gaat uiteindelijk om onderscheid en inzicht. Die komen niet vanzelf, zoals alle kennis. De natuur is niet alleen licht- en donkergroen, maar er staan elzen, beuken, eiken, dennen enzovoort en er vliegen niet alleen sijsjes maar mussen, vinken, mezen, en nog veel meer soorten door de lucht. En er drijft ook van alles. Met meer kennis zie je ineens verschillen die uitstijgen boven licht en donker. De boeren putten daar veel genoegen uit. En niet te vergeten het genoegen dat de natuur hen verder biedt. De natuur in hun glas en op hun bord is ook uitermate belangrijk. Wat drink je bij welke gang van het diner zijn belangrijke thema’s waarover ze veel kennis hebben en gepassioneerd kunnen delibereren. Ze frequenteren graag sterrenrestaurants, locaties waar ik al snel verkeerde opmerkingen maak de doodenkele keer dat ik er kom als er een aanbieding is. Weer ontbreekt mij de kennis voor hoger genieten. Ik vreet en slobber maar wat. Jenever en een bitterbal is ultiem culinair geluk.

Ach, kennis. Er is natuurlijk ook veel kennis waar je depri van raakt, zoals techniek, politiek, virussen en waar we naar toe gaan met de wereld. Dus dat laat ik even buiten beschouwing. (B. 9 feb 2020)

Horen en zien 5

Horen is één en zien van een pianiste is twee. https://www.youtube.com/watch?v=PM0HqmptYlY&t=2372s
4.049.728 weergaven •31 jan. 2018
Ik vind dat Ott bijzonder speelt, en niet alleen omdat het aangenaam is om naar haar te kijken. Hoor ik daardoor ineens een onderscheid tussen de ene en de andere virtuoos? Haar zien spelen helpt zeker. Toch opmerkelijk, want ik kan niet eens een ukelele stemmen en zing vals. Bij klassikaal zingen op de lagere school – dat deden we nog ! – moest ik dimmen, want mijn zang stoorde. Dus waarom denk ik dat deze Japans-Duitse schone bijzonder speelt? Hahaha, nou dat begrijpen we wel, zei een schaatsvriend. Dat haar spel “iets” heeft, is onmiskenbaar, want ineens vielen de meer dan vier miljoen weergaven me op. Die zag ik pas later, echt waar. Is dat geluk? Ja, en ook een gelukje, een ontdekking, want ik heb kijken en de uitvoering altijd onderschat. Muziek in een concertzaal spreekt ook meer aan dan thuis achter de radio. Dan moet je wel lekker zitten niet te ver achterin de zaal, maar ook niet te dichtbij het orkest. Bij een uitvoering van het Brabants orkest (50 jaar geleden) zat ik op de 2e rij en hoorde een stoel van een violist storend piepen. In bed met oordopjes en een iPod (8 x 3 cm en flinterdun, stokoud) heb ik geen beeld nodig.
Als je Ott hebt gevonden, raadt Google Yuala Wang aan, een Zuid-Koreaanse pianiste. Alice Sara Ott loopt op blote voeten en Wang op idiote hoge stelten. De blote voeten en haar soepele loop zijn aanzienlijk seksiër, dan het gedribbel van Wang van wie je bang bent dat ze valt. Wang zag ik een keer in een outfit, meer geschikt voor het strand dan de concertzaal. Maar waar ben ik in terecht gekomen? Er is een wereld van “hot pianistes”. De heetste is een Russische Lola, ze heeft meer dan zes miljoen weergaven en misschien wel evenveel kijkers. Dan lach ik als de schaatsvriend.
https://www.youtube.com/watch?v=7FdDLvED_4E.
Als laatste nog een Georgische pianiste, waarbij de mannelijke blik niet alleen gericht blijft op de vingers en de toetsen. Schrijven bewonderaars.
https://www.youtube.com/watch?v=vb_TLU_M7PE
Ook “schoonheid en viool” kwam ik tegen.

Wat ik eraan over hou is dat ik veel muziek die ik op de radio zou afzetten nu wel beluister. Ik verbreed mijn waardering voor muziek. Een film over Beethoven en zijn 3e symfonie laat de muziek leven. En daarna Ott achter de piano die zijn 3e speelt. Ik hoor ineens meer.

Radio 4 werft geen liefhebbers. Een week filmmuziek is vreselijk. Veel van de films gezien, maar de muziek herken ik niet en is niet om aan te horen. Wensen van luisteraars. Ik luister al jaren naar ‘Discotabel’ een programma op de zondagmiddag, nu dus, met veel gepraat door experts over uitvoeringen. Ze moeten kiezen tussen uitvoering A, B of C. Als gehoorgestoorde kies ik een uitvoering, bijvoorbeeld B, die ze na veel diepzinnige discussie ook het beste vinden. Zelden heb ik het mis en daar heb ik niet eens een lekkere meid voor nodig. (B. 1 mrt 2020)

Geluk en hoe “heurt” ’t eigenlijk 6

In het Bommelverhaal “de Unistand” richt de Vereniging van Volkeren “de Unistand” op om de gemiddelde burger te bepalen. Die moet de standaard zijn voor iedere wereldburger om zo de vrede veilig stellen en iedereen gelukkig te maken. De nieuwe wereldorganisatie Unistand krijgt een mooi gebouw, ruim geld en enkele medewerkers. Het zijn de wetenschappers Duttukker en Soesdoezel en hoewel ze weliswaar omkomen in de rapporten, overhaasten ze zich niet, maar ze eten goed en slapen veel. Burgemeester Dickerdack krijgt een brief van de belangrijke organisatie, waarin staat dat de gemiddelde wereldburger Heer Bommel is en iedereen in Rommeldam aan hem moet voldoen, van rijkdom tot het rijden in een oude Schicht. De politie moet streng toezien op het naleven van deze verordening van de hoge Unistand. En Markies de Canteclaer is plots gewoon heer de Canteclaer en geen markies en edelman meer, een omwenteling die de edelman ernstig schokt. Dat hij een gelijke is van … eh … die Bommel is affreus.

Zoals de lezers van “Kennis is geluk” begrijpen, zit het geluk niet in het gelijke uiterlijke vertoon, noch dat voor iedereen geld geen rol meer hoeft te spelen. Integendeel, Heer Bommel is een paria, niemand wil op hem lijken. Iedereen gaat hem uit de weg. Gelijkheid is het laatste wat de Rommeldammers willen. Rellen met stevig geweld breken uit en de politie staat machteloos. Het verhaal uit 1979 gaat in tegen het huidige uitgangspunt dat gelijkheid vele kwaden in de samenleving zal doen verdwijnen.
Ik moet bij dit verhaal denken aan het vestigen van de absolute macht van de vorst door de Lodewijken van Frankrijk om van Frankrijk een staat te maken. Iedereen gelijk onder de vorst. Kardinaal Richelieu vestigde die macht via de eis van hoffelijkheid, een steeds verder verfijnde etiquette die het koninklijk gezag afdwong bij de adel. Richelieu putte uit zijn kerkelijke ervaring om gelovigen aan de Kerk te binden met een groot aantal gebruiken en rituelen. Dit beproefde middel paste hij toe om de vele Franse regio’s tot een eenheid te smeden en aan de koning te binden. Het ging niet vanzelf. Intendanten trokken het land in en inden belastingen in naam van de koning. Als vertegenwoordigers van de koning eisten ze beleefdheid van adel en burgers die ze niet kregen. Veel van hun verslagen gaan over beledigingen. Die waren dus in feite aan de koning gericht, de straffen waren dan ook niet mals. Hoger beroep was niet mogelijk, niemand stond boven de koning. Hoffelijkheid, kennis van de etiquette als wapen. Dit instrument heeft de verschillen van de bevolkingsgroepen in de vele regio’s met hun eigen fysieke milieu, religie en vormen van organisatie uiteindelijk niet weggepoetst, maar overvleugeld. Ondanks de Franse revolutie is de etiquette, hoe heurt ‘t eigenlijk, verbonden aan de sociale en economische positie nooit verdwenen. De Franse burger heeft een score op geluk die verrassend lager ligt dan in de omringende landen en duidelijk verband houdt met stand en afstand uit de tijd van de Lodewijken. In de werksfeer en in de sociale omgang werkt de invloed van Richelieu nog steeds door. (B. 032420)

Wonderen en kennis verspreiden geluk 7

Nu we het over de Kerk hebben, binding door rituelen is het nog maar een stapje naar wonderen. Die binden helemaal prima. En niet alleen de eenvoudige zielen, maar ook Eduard Bomhoff, wiskundige (cum laude) en hoogleraar economie gelooft in wonderen. Hij vindt het scheiden van het water van de Rode Zee een wonder. Die gebeurtenis moet je niet wetenschappelijk willen benaderen, maar gewoon accepteren als een wonder. Ik denk dat Eduard misschien ook wel verrukt is van hedendaagse wonderen. Hij heeft veel kennis, maar van een college van Heer Wiebe kan hij misschien nog iets opsteken, zoals Nico, de ingenieur en ik.
Geheel in lijn met de start van de OH-club begint Wiebe een betoog over toxotrophy, iets later tixotrophy (na zoeken op internet: tixotropie of thixotropie). Hij geeft een college voor Nico en mij over de Fisher ruimte-pen die blijft schrijven, ook als je ondersteboven in de ruimte hangt. Of onder water een aantekening wil maken.
‘Pennen met inkt en gas liepen leeg, en de miljonair Fisher kocht daarop alle pennen terug. Dat was mooi in de ogen van God…’
‘Van wie Wiebe?’
‘Van God.’
‘Oké.’
‘Fisher kreeg in een droom een goddelijke vingerwijzing naar dikke inkt die niet uit de pen zou lopen. Inkt moet een tixotropische eigenschap hebben, vast en toch vloeibaar.’
Wiebe verbaast de onnozelaars dat een substantie twee eigenschappen tegelijk kan hebben. Dat gaat een eenvoudige sociaalgeograaf en zelfs een ingenieur boven de pet.
‘Glas, Heeren, loopt uit en is na eeuwen van onderen breder dan aan de bovenkant. De viscositeit is niet groot, maar aanwezig. Zo is er meer onder de zon dan eenvoudig volk weet.’
Het eenvoudige volk hangt aan zijn lippen.
‘Zo komen de wonderen in de wereld en houdt de Kerk zijn schaapjes bij elkaar. Want geestelijken hadden al heel vroeg deze eigenschap ontdekt en gebruikten die om wonderen te laten zien. Was heeft die dubbele eigenschap. Dus een hoeveelheid was vermengen met kippen- of varkensbloed en op een zeker moment gaan van Jezus aan het kruis de handen bloeden. Of rollen er tranen over de wangen van een Mariabeeld. Regelrechte wonderen.’
Ah, natuurlijk. Zo eenvoudig zijn wonderen als je het weet. Kennis verspreidt geluk, maar sommige kennis ontneemt je dat. Als je een fles ketchup voorzichtig boven je frites houdt, gebeurt er niets. Toevoeging van energie verhoogt de viscositeit van sausen. Kennis red je. Dus schud je even of sla je een paar keer op de bodem van de fles terwijl je die boven je frietjes houdt. Dan plopt de inhoud van de halve fles er overheen. (B. 27 maart 2020.)

Radio 4 en de Kerk 8

Vriendinnen, vrienden ik klets almaar over geluk. Maar wat is het nou precies? Het lukt me niet op een eenvoudige manier te duiden wat ik eronder versta. Merietje die vier mijmeringen aardig vond, begon ze daarna moeilijk te vinden. Een waarschuwing. Dus even een tussendoortje en ik leg de mijmering over geluk nog even in de week.

Omdat mijn technische audiokennis beperkt is, ben ik verstoken van mijn cd’s en platen. De stereotoren ooit vanuit de huiskamer naar mijn hol gesleept – gejat van Merietje – is al jaren stuk en sindsdien luister ik regelmatig naar Radio4 via een stokoud wereldzendertje. Dit verlies is jammer, maar ik ben niet ineens ongelukkig. Nou ja, een beetje. Wel blijf ik verbaasd over deze muziekzender. Verblijd luisteraars eens met muziek en lijm ze aan je zender nu zo velen thuis werken. Een gouden kans. Maar nee, presentatoren tonen een heilige angst voor muziek. In een uitzending van een uur praten ze zeker de helft. Halfbakken nieuws, allerlei ongein als muziek raden, de prijs-cd van de dag, (vroeger een blaartrekkend programma Nootschieten waarin luisteraars soms gewoon vernederd werden als ze mis hadden geraden), gedichten, interviews over muziek; korte, dus nietszeggende besprekingen van films en tussen twaalf en twee ’s middags Weense walsmuziek. Blauwspoelingenmuziek, want vooral populair bij romantische oudere dames die graag zwaaien naar de gouden koets en dan waarschijnlijk aan Sissy denken en die zwierende jonge adel. Merietje wilde in Wenen alle paleizen van binnen zien. Ik van buiten, evenals Hitler.
De radio zet ik steeds sneller uit en ik val terug op YouTube. Terwijl ik aan jelui zit te typen luister ik naar Palestrina, lamentaties, en dat brengt me nog even bij de Kerk.

Radio 4 jaagt dus volgens mij luisteraars weg, en doet daarmee het tegenovergestelde van waarin de Kerk erg goed is, namelijk de toehoorders tijdens diensten meeslepen. Niet alleen wonderen binden, maar ook de indeling van de diensten. Moderne analyse ervan wijst uit dat de afwisseling tussen de preek, samen zingen, bidden, allerlei rituelen rond het altaar een optimale mix zijn om de beminde gelovigen bij de dienst te houden. Toch zijn die uitgekiende diensten en wonderen niet genoeg geweest om de zielen te behouden, althans in Nederland. Onder andere verlies van gezag en twijfel, door meer kennis, deed parochianen weglopen. Meer kennis bracht in dit geval niet meer geluk. Een gelovige verloor een houvast en kreeg er niet iets, zeg maar niets, voor in de plaats. Wat aandacht voor Aristoteles, Spinoza, Kant, de levenswijsheid van Schopenhauer (smakelijke lectuur) en Nietzsche zou velen een stuk wijzer maken dan de aansluiting bij sekten, gezoek naar geestelijk onderdak in oosterse religies en allerlei leefstijlen. Een cursus, een workshop, yoga waarmee de zoekende zich geestelijk hoopt te verrijken, is een westers commerciële en een instrumentele aanpak. Sekten zijn eng, en oosterse religies en leefstijlen vereisen een totale omwenteling van je leven die ook in het Oosten alleen monniken en wat heilige mannen volgen. (B. 28 maart 2020)

De gelukbrenger 9

In het begin van de middag, donderdag 3 mei 2018, in de auto op weg naar filosoof Bart, zette ik de radio aan en hoorde op Radio 1 iemand voorstellen om in alle gemeenten een aparte wethouder voor geluk aan te stellen. Er volgde enthousiast geklap van wat de leden van het “Lagerhuis” bleken te zijn. “Het Lagerhuis” was een programma, waarin “de gewone man” voor politici speelt. Het geluk moest naar “de gewone man” gebracht. Tijdens het geklap ging er van alles door me heen. Dus misschien heeft Sassenheim straks een wethouder die zich inzet voor mijn geluk? Hij komt mij geluk brengen! Kan het mooier? Maar hoe doet zo’n wethouder dat? Prangende vraag, dus u begrijpt dat ik na het geklap het volume van de autoradio iets omhoog draaide om niets te missen. Voor iemand echter een vraag kon stellen, hoorde ik een stem die riep dat het hele idee onzin was. Iedere wethouder moet het geluk van de inwoners van zijn gemeente bevorderen. Stel je voor dat een wethouder dat niet voor ogen had? Ik ben het eens met de kritiek van de schreeuwer, want alle bestuurders moeten mijn geluk willen bevorderen, maar ik was meer geïnteresseerd in een antwoord op mijn prangende vraag. Ik schreeuwde in de auto dat ie zijn kop moest houden, beukte op mijn stuur, maar weg was een discussie en misschien een gouden antwoord. Ik had jullie anders kunnen vertellen hoe zo’n wethouder het geluk direct had gebracht. Aan de deur misschien, in een doos? Of heel anders, maar door die schreeuwer weet ik het niet.

Nu rijzen allemaal vragen. Waarom waren alle Lagerhuisleden spontaan zo enthousiast bij het idee van een gelukwethouder? Brachten de andere wethouders niet genoeg geluk? Blijkbaar niet, ondanks de hoge plaats van Nederland op de ranglijst van landen naar geluk, de wereldgelukindex. Waar houden wethouders zich mee bezig? Met verbeteringen van huisvesting, onderwijs, rotondes, openbaar en beplanting, een cursus bij elkaar blijven in een huwelijk, een brevet van goede opvoeder voor aanstaande ouders halen en wat niet al. Toch zijn die Nederlanders die zo tevreden zijn met hun leven, ontevreden over de samenleving als geheel. Uit onderzoeken blijkt dat de Nederlanders vinden dat de bestuurders er een zooitje van maken. Dus die doen blijkbaar hun werk niet goed.

Als we zo tevreden over ons leven zijn, en ontevreden over het bestuur, waarom willen die gelukkige Nederlanders dan eigenlijk een aparte wethouder voor geluk en vragen ze niet gewoon om betere wethouders? We behoren tot een van de gelukkigste volkjes ter wereld, onze kinderen zijn zelfs de gelukkigste ter wereld. Dus waar komt die behoefte aan een aparte gelukbrenger vandaan? Een dergelijke behoefte herkennen lieden die dit ten eigen bate graag uitbuiten. Tovenaar Hocus Pas en professor Sickbock fungeren in avonturen van Heer Bommel menigmaal als gelukbrengers, maar de oplettende lezertjes weten dat deze figuren meestal weinig goeds in de zin hebben (*). De vervulling van een behoefte heeft altijd een hoge prijs, waardoor Heer Bommel steeds opnieuw akelig in de problemen raakt. Tom Poes moet dan een list verzinnen om de benarde Heer en vaak heel Rommeldam te redden. Wij moeten zelf een list verzinnen om gelukbrengers te herkennen. (B. 4 mei 2018).

(*) Mijn referentiekader was vroeger het tijdschrift Donald Duck. Te duur voor een eenvoudig mens en zo viel Donald af. Nu heb ik dat referentiekader verlegd naar de avonturen van Heer Bommel en Tom Poes.

Wat is geluk? 10

De Nederlander vindt de samenleving niet deugen, maar zelf is zij/hij dolgelukkig. Dat is vreemd, want zelfs goudgerande, hoogopgeleide Zuid-As-jongeren hebben last van keuzestress, een gevoel van onbevredigdheid en onvervuldheid, eenzaamheid (zie Wijnants, N.). Bij minderbedeelden komt daarbovenop stress, burn-out, echtscheidingen, huiselijk geweld, misbruik in het gezin, burenellende, enz. We zijn sinds WOII wel rijker, maar niet gelukkiger. In 2012 stelde Bhutan, een klein wereldvreemd bergstaatje in de Himalaya, in de VN voor dat politici zich meer moeten richten op geluk en welzijn van de burgers en niet alleen op het vergroten van het BNP. Een Algemene Vergadering van de VN stelde unaniem 20 maart als Wereldgeluksdag in. Op 20 maart, als de zon boven de evenaar staat, vonden ze een mooie dag om “de dag van het geluk” uit te roepen. Bovendien is 21 maart al de Internationale dag tegen racisme en discriminatie, en 23 maart Opschoondag, om zwerfafval op te ruimen, ook mooie doelen.

Het geluk is sinds 2012 niet toegenomen, maar de media hebben het er regelmatig over, zelfhulpboeken over geluk zijn niet aan te slepen en gepensioneerden delibereren over levenskunst. Alle politici vinden het idee natuurlijk mooi, maar willen nog altijd eerst die economische basis voor elkaar hebben. Geleerden hebben ondertussen wel nagedacht. Een belangrijke voorvechter van een beleid gericht op meer welzijn en daarmee geluk is Richard Layard (zie Layard). Hij vertaalt verschillen in geluk tussen landen vanuit persoonlijke factoren voor geluk: huwelijk, vertrouwen in bestuur en de kwaliteit ervan, lidmaatschap in niet-religieuze organisaties, percentage van geloof in God.(*) Een beleid zou er dus op gericht moeten zijn om echtscheiding te verminderen, meer evenwicht tussen gezin en werk, meer geld voor gemeenschapsactiviteiten, meer geld naar armen, meer aandacht voor geestelijke problemen en nog zo wat. Meer welzijn, wat kan ik daar tegen hebben? Niets, maar houdt het ook geluk in? Het vermindert ongeluk en een overheid die verder wil gaan en ook huiselijk geweld en misbruik wil voorkomen is de droom van enge autoritaire bestuurders. Layard wil het beleid van landen sturen in de richting van Scandinavië. Inwoners zijn in die landen meer tevreden over hun samenleving dan Nederlanders, maar lees eens wat Scandinavische thrillers en je raakt depressief van het beeld van de samenleving.
Dichter Jeroen van Merwijk (zie Merwijk) hoort zijn doodvonnis en zegt waar ik 10 A4-tjes voor nodig had: Ik ontleende mijn geluk en mijn plezier vooral aan wat ik maakte. En je moet vooral niet over geluk praten. De tien A4-tjes erover zijn de ladder die je moet weggooien. (B.7 april 2020).


Wijnants, Nienke, (promotie, link kwijt, maar veel over haar te vinden).
Layard, R., Happiness Lessons from a New Science, Penguin Books, 2005. Ik ga niet dieper in op factoren en meetmethoden. Zie Ruut Veenhoven, een halve eeuw gelukonderzoek.
(*) Bijbelkenners lezen niets nieuws, maar dat boek is meer dan vijf eeuwen later geschreven, dan de wijsheden van de oude Grieken en Aziatische denkers.
Merwijk van, J Na het fatale bericht had ik de sereniteit waarop ik hoopte, NRC 3 april 2020.

Geheime liefde

Zo’n tien, vijftien jaar geleden las ik de dissertatie van Maria Hurkens: Een kwestie van smaak Kanttekeningen bij Nietzsche. Bij de titel Een kwestie van smaak dacht ik “leuk mens”, maar bij de intrigerende toevoeging Kanttekeningen bij Nietzsche voelde ik dat ze er geen doekjes omwond: ik kon mijn borst nat maken. En Maria stelde me niet teleur, ze had een toon die noodde tot herlezen en pogen tot begrijpen. Als fan van Kant en Nietzsche was het boek een kleinood dat ik niet uit het oog verloor. Ik kon het altijd terug vinden in mijn boekenkasten en herlas regelmatig delen. Ze is ook kunstenares en de omslag van haar boek toont een abstract schilderij van haar dat ik meteen mooi vond, terwijl ik weinig heb met abstracte schilderijen. Ik maakte uittreksels op een half A4-tje en nogal toeter heb ik in cafés in Amsterdam over Maria – over de smaak waarover we wel kunnen twisten – staan praten. Dat gaat niet zomaar, daar gaan wel biertjes en borrels aan vooraf.

Af en toe pakte ik Maria weer eens uit de kast bij een onderwerp en op een dag wilde ik daarom iets meer over haar weten. Opzoeken gaat nu makkelijker dan zo’n vijftien jaar geleden. Blijkt Maria inmiddels een man te zijn: Robin Mattias Hurkens. Zij was tot haar 50e ongelukkig, een jongen en man in een meisjes- en vrouwenlichaam. Nadat haar drie kinderen de deur uit waren, nam ze de stap om haar lichaam te veranderen.
Ik moet bekennen dat het me schokte. Een filosofische, kunstzinnige, zo aardig schrijvende Maria die ik ineens met een paar muisklikken kwijt was. Wat me troostte, is dat mijn geheime omgebouwde liefde lijkt op Maxim Februari, een zeer erudiete favoriete NRC-columnist die zijn leven als Marjolijn begon. Die gelijkenis troostte me, waarom weet ik niet precies. Waarschijnlijk omdat ze op elkaar lijken door hun benadering van onderwerpen en schrijfstijl. Februari begint een column in de NRC over een bloedserieus onderwerp vaak met een hilarische triviale aanloop, maar voor je het weet moet je zijn betoog twee keer lezen. Geweldige lichtvoetigheid over serieuze onderwerpen. Nog een gemeenschappelijk trekje is hun bescheidenheid. Ze zijn duidelijk, niet zoetsappig, maar wel ruimhartig, laten twijfel toe, hebben de wijsheid niet in pacht, stellen vragen en ze zijn zelfs bezorgd betweterig over te komen.

Slimme, aardige mannen. Aardig zijn ze misschien wel, omdat ze eerst vrouwen waren. Wat onzin is, want er zijn natuurlijk ook onaardige vrouwen. Maar toch. (B. 16 januari 2021).